Voor we het weten zit dit mooie avontuur er weer op…dus de laatste weken van ons verblijf hier proberen we nog zoveel mogelijk ervaringen op te doen. Afgelopen weekend zijn we naar de Haa vallei geweest. Een afgelegen regio in West-Bhutan waar nog nauwelijks toeristen komen. We zijn er naartoe gereden via de Chele La pas om vervolgens via een slingerweg zo’n 26 km af te dalen naar Haa.
In het dorpje Dumchoe hebben we twee nachten doorgebracht in de homestay van Ugyen en zijn vrouw en twee kinderen, Tenzin en Kinley. Moeder zorgt voor de koeien en werkt op het land, vader was tot voor kort yak herder maar werkt nu als timmerman. Tenzin en Kinley gaan zes dagen naar school. Op zondag zijn ze vrij. We hebben meegedraaid met het leefritme van deze lieve familie. De kinderen mochten de koeien melken en we hebben gezamenlijk van de maaltijden genoten op de grond zittend rond de Bhukari (soort kachel centraal in de keuken; de leefruimte van het huis: er wordt gekookt, gegeten, geslapen en bezoek ontvangen.).
Tenzin heeft ons wat van het dorp en de omgeving laten zien en we werden door locale bevolking uitgenodigd voor het drinken van “cha” (=melkthee). De mensen op het platteland zijn zo open en gastvrij. Hartverwarmend!
Wat nog niet eerder aan bod is gekomen maar wel iets is wat het straatbeeld kleurt zijn de vele goedkope arbeidskrachten uit India die hier in Bhutan het zware en vieze werk doen. Ze zijn niet te benijden. Verdienen weinig en leven in krotten.
Op zondag op tijd richting Thimphu vertrokken, nadat we eerst een noodzakelijk bezoekje gebracht hebben aan de lokale werkplaats vanwege een platte band. Uiteindelijk hebben we 3,5 uur gedaan over een afstand van zo’n 110 km over een (uiteraard weer) slingerende bergweg. Het was de moeite meer dan waard.